Hoe lerarenbegeleiding beter kan - volgens de Leraren van het Jaar

Van begeleiding voor invallers tot wekelijkse intervisie: 'Wat is jouw pitch voor de ideale begeleiding van de beginnende leraar?' Dat was de uitdagende vraag die minister Bussemaker had gesteld aan de nieuwe Leraren van het Jaar.

Uit vele genomineerden zijn dit najaar per sector dé Leraren van het Jaar 2014 gekozen: Joke Lorist-Klappe (SO), Marloes van der Meer (MBO), Jasper Rijpma (VO) en Femke Cools (PO). De winnaars zijn allemaal toppers in hun vak en gaan het komend jaar op pad als ambassadeur van het onderwijs. Bij hun bezoek aan het ministerie van OCW op woensdag 3 december maakten ze kennis met OCW’ers en gingen in gesprek met de minister en staatssecretaris. Het gespreksonderwerp met de minister was de begeleiding van beginnende leraren en wat daarin volgens de Leraren van het Jaar beter kan.

Advies: zorg voor uitwisseling 'jongehondenmentaliteit'

Joke verrast de minister met een ‘modelverhaal’. Zij pleit ervoor dat starters een goede combi vormen met een ervaren collega waarbij deze liefst op één dag in de week echt samenwerken in de klas. De meer ervaren leraar hoeft voor haar niet per se een echt oudere collega te zijn. “Ook een uitwisseling van de 'jongehondenmentaliteit' kan veel opleveren.”

Ook wil Joke graag voldoende tijd en ruimte op de school zelf voor begeleiding, en dan niiet alleen om ideeën uit te wisselen over methoden. Ze benadrukt de onzekere startperiode van een beginnende leraar: “Hoe ga je om met lastige leerlingen? Daar word je op de pabo niet op voorbereid.”

Niet het werkplezier verliezen

Jasper snijdt het onderwerp ‘werkdruk’ aan. “Ik schrijf graag zelf mee aan onderwijsmateriaal, maar daarvoor is te weinig tijd. Ik neem daarom mijn onderwijsboeken mee in mijn camper op vakantie, maar dat mag je niet van alle docenten verwachten.” Verder is het verschil tussen de opleidingsfase en het moment waarop je in het diepe wordt gegooid groot. “Juist dan komt ook deverantwoordelijkheid die je hebt richting ouders om de hoek kijken. De opleiding sluit daar niet goed aan op de beroepspraktijk. Na de pabo ben je startbekwaam, maar er komt zoveel méér bij kijken.“

Ook begeleiding voor invallers

Femke heeft ter voorbereiding op haar pitch op Twitter aan haar volgers gevraagd hoe hun ideale begeleiding eruit zou zien:

Leraren en studenten PO: wat is belangrijk voor begeleiding #startendeleraar? Kan t meenemen naar @Jet_Bussemaker woe a.s. — Femke Cools (@CoolsFemke) November 30, 2014

Een van de punten die naar voren kwamen was dat er ook startbegeleiding zou moeten komen voor de groep starters die als invallers werken. “Zij kunnen nergens terecht.” Femke benadrukt ook de verantwoordelijkheid van de pabo’s voor nazorg. “Als de pabo’s de startende leraren gedurende hun eerste jaar in de beroepspraktijk volgen, kan daardoor de opleiding direct verbeteren. En wij moeten ook naar de werkvloer van de pabo om onze ervaringen terug te brengen.”

Verder is het belangrijk dat startende leraren regelmatig contact hebben met starters van andere scholen. Het liefst regionaal, zoals bijvoorbeeld in het Starterscafé van Meppel, waarover Sander Gordijn op 12 december 2013 al schreef op DeLerarenagenda.nl. Femke: ”En waarom zou je daar ook de lerarenopleidingen niet bij laten aansluiten? Dat zou heel goed zijn.”

Wekelijkse intervisie

Marloes had tijdens haar beginperiode veel aan wekelijkse intervisie via haar opleiding. “Op regionaal niveau zou je voor startende docenten intervisie en uitwisseling van ervaringen en kennis moeten faciliteren, onder begeleiding van bijvoorbeeld een coach.”

Dat zou een structurele vorm van intervisie moeten zijn (bijvoorbeeld een dag per maand) en gepaard moeten gaan met terugkoppeling aan de lerarenopleidingen, vindt Marloes. “Wij hadden een ‘puppy-overleg’ waarbij we ons enthousiasme kwijt konden. Onze verwondering kun je inzetten om de opleidingen en het onderwijs beter te maken. En als starter krijg je ook zelfvertrouwen als een ander iets van jou wil leren”.

Minister Bussenmaker kan zich hierin helemaal vinden: “Verwondering en creativiteit zijn heel belangrijk. Je hoeft je niet altijd aan te passen aan het heersende (school)klimaat.”

Tot slot: alumnibeleid, kritische ouders en tweerichtingsverkeer

Samenvattend kwamen de leraren met een aantal aanbevelingen waar de minister zeer positief op reageerde:

  • Laat lerarenopleidingen een goed alumnibeleid ontwikkelen. Starters moeten na enige tijd terug naar hun opleiding om ervaringen te delen met hun opleiding/opleiders.
  • Besteed op de opleiding aandacht aan de omgang met kritische ouders en lastige leerlingen. Daar krijgen leraren in opleiding pas mee te maken zodra ze eindverantwoordelijk zijn voor een klas, en dan valt het hun rauw op hun dak.
  • Onderken dat starters ook veel te brengen hebben voor het onderwijs: ze dragen kennis en nieuwe methodieken over en moeten die met oudere collega’s kunnen delen. Goede begeleiding is tweerichtingsverkeer!

Aan het einde van het gesprek nodigde de minister de leraren uit voor een vervolgbijeenkomst, aangezien zij zo boordevol goede ideeën zaten over begeleiding van startende leraren en de aansluiting van de lerarenopleidingen op de praktijk. Het idee is om alle partijen die hieraan werken samen te brengen met de Leraren van het Jaar: de Voorlopersgroep, de Amsterdamse pilot ‘Junior Leraarschap’ en de Lerarenkamer. “Wij kunnen jullie kennis en ervaring goed gebruiken!”, aldus minister Bussemaker.

Volgende week: een verslag over het gesprek van de Leraren van het Jaar met staatssecretaris Sander Dekker, over wat zij bij kunnen dragen aan #onderwijs2032. ( Nou, best veel.)

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.