Wat wil je als leraar aan het ministerie van OCW laten zien? Drie dubbelinterviews

Groepsplannen maken, vergaderen, oudergesprekken voeren: administratieve taken slokken een hoop tijd van leraren op. Tijd die je niet in je leerlingen kunt steken, of in je eigen ontwikkeling als leraar. Hoe zit het met de werkdruk en regeldruk van leraren? Hoe ziet een dag in het leven van een leraar eruit?

33 medewerkers van het ministerie van OCW bezochten 33 scholen. Om bij te dragen aan een onderzoek van de Hanzehogeschool Groningen naar regeldruk onder leraren, én om te zien hoe het onderwijsbeleid er in de praktijk uitziet voor een leraar. Een mooie gelegenheid voor een nadere kennismaking tussen leraar en beleidsmedewerker. Tirzah Schnater interviewde drie duo's.

Interview 1: Arthur Arnoldy & Mea Andréa - 'De realiteit wint het soms van principes'

Rekendocent Arthur Arnoldy van het Prinses Irene vmbo in Rotterdam heeft in november een paar dagen bezoek gehad van Mea Andréa (beleidsmedewerker vo, team vmbo).

Arthur, wat wil je ‘jouw’ beleidsmedewerker graag laten zien?

‘Hoe het leven is in de klas. Los van de regels en wie ze wel of niet maakt, vind ik het mooi dat besef te zien bij Mea. Je krijg als leraar zoveel prikkels, de hele dag door. Je kan het je niet veroorloven niet scherp te zijn. Je moet altijd goed zijn. En je doet dat, voor de kinderen en voor je collega’s.’

Is er een moment dat jou bij is gebleven?

‘Er was vandaag een moment dat ik mijn stem stevig gebruikte tegen één van mijn leerlingen. Je merkte meteen dat het effect had, omdat ik het zo weinig doe. In het begin van mijn tijd hier stuurde ik er nog wel eens vaker kinderen uit, maar dat werd totaal niet op prijs gesteld door collega’s. Je moet ze juist zo lang mogelijk binnenhouden, hoe vervelend ook. Ik heb geleerd dat de realiteit het soms wint van principes.’

Arthur, wat is jouw ervaring eigenlijk met het ministerie van OCW?

‘In mijn vorige leven organiseerde ik bedrijfsuitjes en zodoende heb ik dat ook wel eens voor OCW gedaan en ben ik op het ministerie geweest. Maar door de bril van het leraarschap - ik ben nu vier jaar docent - heb ik er nog nooit rondgekeken.’

Mea, hoe lang geleden was het dat jij in een klas zat?

‘Los van in het lokaal van mijn eigen kinderen is dat wel een tijdje geleden. Ik heb een kunstopleiding gedaan. Daarna heb ik lesgegeven op een balletschool en een muziekschool, en daarin ooit een project gedaan met vmbo’ers, dus voor de klas staan is me niet helemaal vreemd. Maar zoals nu, een aantal uren achter elkaar een les volgen, en écht zien wat er in de klas gebeurt, dat is heel waardevol.

'Zo anders ook dan een gewoon werkbezoek. Dat is voorbereid, en je spreekt vaak de betere leerlingen. Leerlingen vergeten je nu gewoon. Je ziet zo wat er écht gebeurt in een les. De voortdurende interactie van de leerlingen met elkaar en de omgeving. Je ziet ze aan elkaar trekken, duwen, kent het taalgebruik, ziet hoe impulsief ze zijn. Ik realiseer me nu wat impulsiviteit echt betekent. Dat er tien kinderen antwoorden als je aan één persoon een vraag stelt, dat er zomaar leerlingen binnenlopen als je les staat te geven en tegen je beginnen te praten. Ze praten overal tegen je, in de klas, op weg naar de klas, na schooltijd. Dat gaat de hele dag door.’

Wat is het grootste dilemma van ‘jouw’ docent dat je opvalt?

‘Dat er écht te weinig tijd is om les te geven en voor te bereiden. Nu is Arthur wat ouder, een zij-instromer bovendien, en niet zo snel uit het veld geslagen. Maar hoe frustrerend moet dit zijn voor een beginnende leraar! Soms dacht ik: laat ze even een kwartiertje buiten, een potje tennissen of zoiets. Er is zo veel energie. Die energie is wel heel positief overigens, meer dan ik had verwacht.’

Is er een moment dat je bij is gebleven?

‘Er was een jongen in de klas die ik zo ontzettend irritant vond, dat ik me afvroeg: hoe moeilijk is het om daar boven te blijven staan? Ik vond dat Arthur dat vandaag heel goed aanpakte. Hij werd functioneel boos.’

Mea, wat kun je nu vervolgens met deze ervaring in je eigen werk?

‘De eerste dag heb ik alles opgeschreven wat ik zag. Daar heb ik nu een analyse van gemaakt die ik gebruik als basis voor mijn eindgesprek met Arthur, en dat wordt weer gebruikt voor het onderzoek naar regeldruk.

'Wat ik zelf meeneem is het besef hoe groot het verschil is tussen de gewone leerlingen en leerlingen die leerwegondersteuning krijgen, veelal leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg. Ook het verschil tussen de basisberoepsgerichte leerweg en de overige leerwegen in het vmbo is duidelijker geworden.

'Er zijn leerlingen bij die het gewoon écht niet snappen. Die zitten dagen op school zonder te snappen waar het over gaat en die moet je toch zien mee te krijgen op het juiste niveau. Je ziet dat door maatregelen van ons, bijvoorbeeld met betrekking tot taal en rekenen, scholen in beweging zijn gekomen. Maar de stress die daarbij komt kijken, die is wel dichterbij gekomen nu.’

Interview 2: Tingue Klapwijk en Hester van Eerten - 'Minister en directeur = mitrailleur?!'

Tingue Klapwijk (34, Leraar van het Jaar 2013, Valkenbos Montessori in Den Haag) gaf Hester van Eerten (29, beleidsmedewerker po) een inkijkje in haar leraarsbestaan.

Tingue, wat wil je ‘jouw’ beleidsmedewerker graag laten zien?

‘Hoe je iedere dag op de toppen van je kunnen bezig bent als je voor de klas staat. Er gaat zoveel om in je hoofd, zeker als ik tussen kwart over acht en kwart voor drie met de kinderen ben. En daarna bereid je je met die ervaringen in je hoofd weer voor op de volgende dag.

'Hester heeft nu gezien hoe de dagelijkse praktijk werkt met 28 kinderen. En dat dat ook betekent: 28 nakijkmappen, 28 rapporten, 28 keer drie oudergesprekken, 28 leerlingdossiers, 28 keer twee toetsweken, 28 keer leerlingvolgsysteem, zorggesprekken, vergaderingen, en dan nog alle extra’s zoals de Sinterklaasversiering waar we nu zoveel werk in hebben gestoken.’

Is er een moment dat jou is bijgebleven?

‘Niet één specifiek moment, maar wel dat ik het een bijzondere ervaring vond met mooie gesprekken en ook veel herkenning. Zoals de teamvergadering waar Hester bij was en ze die vergeleek met haar eigen afdelingsoverleg.’

Hoe is jouw ervaring met het ministerie van OCW?

‘Toen ik vorig jaar Leraar van het Jaar werd, heb ik OCW natuurlijk van binnen gezien. In mijn beleving is het er heel groot, met heel veel mensen die in verschillende lagen werken. Wat Hester precies doet elke dag, en hoe intensief dat is, zou ik niet kunnen zeggen. Ik ben nu lid van de kritische vrienden van de Lerarenagenda en zodoende is het steeds gewoner geworden om dichter bij het ministerie en de bewindslieden te komen. Het is tastbaarder geworden.’

Hester, hoe lang geleden was het dat jij in een klas zat?

‘In principe kom ik relatief vaak op scholen, want mijn ouders en veel vrienden staan voor de klas. Ik werk nu een jaar bij po, en ik merk wel dat ik in die rol te weinig op scholen kom. Daarom wilde ik ook erg graag meedoen aan dit project. Ik vind dat beleid er sterker van wordt, omdat je hier ziet wat praktisch en haalbaar is.’

Wat is het grootste dilemma van ‘jouw’ docent dat je opvalt?

‘Niet zozeer een dilemma, maar het valt me op hoe moeilijk het is om aan de behoeften van alle 28 leerlingen tegemoet te komen en hoeveel concentratie daarvoor nodig is. En dat je daar ook keuzes in moet maken. Ik had dit wel verwacht, maar verwachten is iets anders dan het zelf ervaren. Na de eerste dag was ik bijvoorbeeld helemaal stuk, terwijl Tinque ’s avonds nog naar een vergadering ging. En als je dan ziet met wat voor dingen ze ’s ochtends weer komt! Daar is echt over nagedacht.'

Is er een moment dat je bij is gebleven?

‘Dat er een meisje uit groep vijf met grote ogen aan mij vroeg: ben jij de mitrailleur? Ik begreep niet waar ze het over had, dus ik vroeg door. ‘Ja, de baas’, zei ze. ‘de baas van de directeur: de mitrailleur’. Blijkbaar had ze de woorden minister en directeur bij elkaar gevoegd tot ‘mitrailleur'!'

Hester, wat kun je nu vervolgens met deze ervaring in je eigen werk?

‘Moeilijke vraag. Ik houd mij bij OCW bezig met sociale veiligheid en pesten. Op deze school is die aanpak helemaal door de lessen heen geweven. Tinque werkt met de ‘boom van respect’, en alle kinderen geven een hand als ze komen en gaan. Nu hebben wij sinds kort een aantal pestmethodes goedgekeurd, en daar zit deze niet bij. Ik zie nu hoe lastig het is om, als jouw aanpak in de hele schoolcultuur zit, daar iets anders van te maken. Die methodes zijn wél goed, maar dat ze niet verplicht gesteld zijn door OCW, daar sta ik ook achter.

'In wezen denken Tinque en ik over heel veel dingen hetzelfde, we willen allebei het beste voor de leerlingen. Maar op een of andere manier creëer je met beleid een gevoel van ‘moeten’. Het zit ‘m niet zozeer in die regels, maar meer in hoe we die communiceren en hoe je die met elkaar kunt maken. Daar zie ik een heleboel kansen.

Interview 3: Mario de Jong & Jochem Decoz - 'Heel goed voor deze academicus om een ROC van dichtbij te zien’

Mario de Jong (58) is docent op het ROC Midden-Nederland (Utrecht) bij de opleiding tot onderwijsassistent. Jochem Decoz (directie financieel-economische zaken, ministerie OCW) liep een paar dagen mee.

Wat wil je 'jouw' beleidsmedewerker graag laten zien?

‘De praktijk van twee belangrijke ontwikkelingen waar we nu in zitten: de ontwikkeling van het kwalificatiedossier en de 1000-urennorm.\

'Van het kwalificatiedossier hebben vooral de eerstejaars veel last, omdat ze heel veel onderwijs moeten volgen. Dat proberen we op te lossen door onderling te bedenken wat een goede vorm zou zijn, waarbij er wél les is, maar waarbij je niet ontzettend veel hoeft te investeren. Zo hebben we bijvoorbeeld nu‘Onderwijsnieuws’ waarbij de leerlingen om de beurt de media bijhouden, een item kiezen, daar een stelling aan hangen en er vervolgens een Lagerhuis-achtige discussie over voeren. De valkuil van ons leraren is dan wel om er heel veel werk in te gaan steken, en dat is dan weer niet de bedoeling.’

Is er een moment dat jou bij is gebleven?

‘Voor de leerlingen is het heel belangrijk dat je voor de klas ook iets persoonlijks vertelt. Zo heb ik het veel over dat ik fiets, of vertel ik iets over mijn eigen kinderen. Ik vond het heel leuk te merken dat Jochem dit oppikte en hetzelfde deed. Je merkte dat ze dat fijn vonden, en dat ze hem ook allerlei vragen gingen stellen, zoals: wat moet je studeren om bij OCW te werken?’

En hoe is jouw ervaring met het ministerie van OCW?

‘Ik ben ooit onderwijsonderzoeker geweest bij het Kohnstamm Instituut en kwam zodoende wel eens in Zoetermeer. Maar nu, als leraar, staat het ministerie ver van me af. Het is niet zo dat wij hier als een stel schriftgeleerden elke regel zitten uitpluizen. In feite waai je vooral met de beleidswind mee, want dat is ook waar het geld meewaait.’

Jochem, hoe lang geleden was het dat jij in een klas zat?

‘Dat was vorig jaar, toen ik een school uitzocht voor mijn oudste dochter. Maar dit is voor mij een heel nieuwe wereld. Ik ben academisch opgeleid, mijn vrienden zijn dat ook. Ik heb weinig ‘bagage’, en dus is het heel goed voor mij om deze school nu van dichtbij te zien. Te zien hoeveel leerlingen hier zijn die het nodige met zich meeslepen, en hoe dit effect heeft op wat er gebeurt in de klas - én op de rol van de leraar. Ik zie dat we bij OCW vaak rondlopen met onrealistische verwachtingen. Dit is echt een eyeopener voor me.’

Wat is het grootste dilemma van ‘jouw’ docent dat je opvalt?

‘Het is niet zozeer een dilemma, als wel de praktijk van regels die wij bedenken. Bijvoorbeeld de 1000-urennorm, die sinds dit jaar is ingevoerd als middel om de onderwijskwaliteit te verbeteren. En ik dacht eerst ook: ja, goede regel. Nu zie ik in de praktijk op welke gespannen voet die toename van lessen staat met andere activiteiten die Mario met de leerlingen heeft. Mentorschap bijvoorbeeld, of stagebegeleiding. En als je dan bedenkt dat het mbo een beroepsopleiding is, vind ik het niet gek dat wordt gesproken van de havo-isering van het mbo.’

Wat kun je nu vervolgens met deze ervaring in je eigen werk?

‘Ik werk bij de directie financieel economische zaken, dus beleidsmatig niet heel veel. Maar het helpt wel erg dat ik me besef dat we de wijsheid niet in pacht hebben. Dat we moeten uitkijken met verkeerde redeneringen, en ervoor waken dat leerlingen de dupe orden van regels die we met de beste bedoelingen bedenken.’

Is er een moment dat je bij is gebleven?

‘Vanmorgen zat ik bij een collega van Mario in de klas en heb ik van alles geleerd over de Nederlandse staatsgeschiedenis. Ontzettend leuk vond ik dat. Mario zelf gaf vandaag ontwikkelingspsychologie. Ook heel leuk, maar omdat ik zelf sociale psychologie heb gestudeerd, iets minder nieuw.’

33 paar handen voor de klas

33 leraren op po, vo en mbo, onder wie een heel aantal Leraren van het Jaar, zijn gekoppeld aan 33 medewerkers van het ministerie van OCW. Van Hoorn, Barneveld en Tilburg, van Groningen tot Breda, gaven leraren beleidsmedewerkers een inkijkje in het leraarsbestaan: de lessen, de leerlingen, de gesprekken in de lerarenkamer, het nakijkwerk, de cursussen die de leraren volgen en al wat niet meer. De beleidsmedewerkers kunnen hun ervaringen gebruiken voor eigen werk, én hun bevindingen gebruikt in een onderzoek naar onderwijsbeleid in de praktijk, en specifiek naar regeldruk en werkdruk van lector Annette Klarenbeek (Hanzehogeschool Groningen). De resultaten worden verwerkt in een rapportage die vanuit OCW naar de Tweede Kamer gaat.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.