Veerle's verhalen: de Proefles

‘Zeker niet verkeerd,’ hoor ik een leerling tegen zijn buurman zeggen terwijl hij naar mijn achterste wijst. De blouse, die ik de avond daarvoor zo zorgvuldig had uitgezocht, is duidelijk een verkeerde keuze. De synthetische stof ademt niet en ik begin al na enkele minuten mijn zweet te ruiken. Angstzweet? Waar ben ik beland?

Na het afronden van mijn bachelor politicologie besloot ik mijn lesbevoegdheid te halen. Het had me van kinds af aan al leuk geleken om voor de klas te staan. Met mijn universitaire diploma kon ik aan een hogeschool de kopopleiding gaan volgen, en daarmee zou ik binnen één jaar mijn tweedegraads bevoegdheid behalen voor het vak maatschappijleer. Dat jaar bestond uit elke maandag - tot in de late uurtjes - lessen volgen, en daarnaast twee dagen per week lesgeven aan vmbo-leerlingen, om praktijkervaring op te doen.

Ik leerde over vakdidactiek, activerende werkvormen, orde bewaken, en ik leerde hoe ik een lesplan moest maken. Het woord ‘competentie’ hoorde ik daarbij opvallend vaak. Een woord dat ik op de universiteit niemand ooit had horen zeggen.

Ik moest ineens gaan bedenken of ik wel competent was. Ik had geen flauw benul. Uren besteedde ik aan het voorbereiden van lessen, het schrijven van reflectieverslagen, het geven van feedback, het bijhouden van mijn portfolio. Ik sloot de vmbo-leerlingen in mijn hart, evenals werken in het onderwijs, en toen werd het zomer.

De sollicitatie

Het turbulente (school-)jaar was voorbij en ik besloot te gaan solliciteren. Ik kwam daarbij min of meer bedrogen uit: geen vacatures voor docenten maatschappijleer en evenmin voor politicologen in de dop. Ik solliciteerde naar de functie docent Nederlands op een vmbo-school en ik werd uitgenodigd voor een gesprek. Dat gesprek was eigenlijk meer een verhoor, zo niet een vragenvuur: ik had er geen goed gevoel over. 'Ze vinden me vast te stom en te onervaren,' dacht ik op weg naar huis.

De volgende dag werd ik tot mijn verbazing al vroeg gebeld, of ik een proefles wilde komen geven, want ze vonden het een leuk gesprek. Leuk gesprek? Leuk gesprek!

Neologisme en een mooie blouse

Ik mocht zelf weten waar die proefles over zou gaan en ik moest vooraf een lesplan sturen. Het maken van lesplannen had ik inmiddels tot levenskunst verheven, dus ik ging aan de slag. Het werd een les over nieuwe woorden: ik zou daarbij zelfs de term 'neologisme' gebruiken, want tijdens mijn stage had ik ontdekt dat ook vmbo-leerlingen het soms interessant vinden om moeilijke woorden te gebruiken.

Ik maakte een werkblad met afwisselende opdrachten, aansprekende verhaaltjes en leuke plaatjes, en was trots op het eindresultaat: een didactisch verantwoord geheel (al zeg ik het zelf).

De avond voorafgaand aan de proefles zocht ik een mooie blouse uit (fout!), twijfelde ik lang over de broek die ik erbij aan zou trekken en over hoe ik mijn haar zou doen. Vol goede moed stapte ik de school binnen. Ik was niet eens zenuwachtig en dacht: ik heb nu al een jaar lesgegeven, ik heb de les perfect voorbereid, er kan niets fout gaan.

U bent onze juf niet

Om de leerlingen persoonlijk te verwelkomen stond ik in de deuropening, maar ze weigerden binnen te komen.
‘U bent onze juf niet, dus wij komen de les niet in.’
‘Ik geef u geen hand want ik ken u niet’.

De school was vergeten de leerlingen te informeren over mijn komst. Dat stuitte op zijn zachtst gezegd op enige weerstand. Ik moest improviseren en besloot een van de leerlingen met zachte hand naar binnen te trekken, in de hoop dat de anderen zouden volgen. Dat werkte.

Het was een derde klas vmbo-kader met 21 jongens en twee meisjes. Die meisjes zaten al meer dan twee jaar in de klas met al die jongens en waren zich ook als jongens gaan gedragen. Het betrof dus eigenlijk een klas met 23 jongens. Achter in de klas zat de mevrouw met wie ik eerder het sollicitatiegesprek had: zij was schoolopleider, docentbegeleider, vakcoördinator en eveneens docent Nederlands.

Even de les opstarten - 'Bent u hier omdat onze docent dood is?'

De leerlingen gingen zitten. Een hels kabaal. Ze waren allemaal boos omdat ik hun juf niet was. Ze waren ook boos omdat er een werkblad voor hun neus lag, terwijl ze gewend waren uit een methode te werken. Ze waren bang dat ze een toets zouden krijgen. Ik kwam niet aan het woord.

Er ontstond een opstootje achter in de klas waarbij de leerlingen scandeerden: ‘Vechten, vechten, vechten’. Ik wist dat ik snel moest handelen. Ik besloot naar de deur te lopen, die open te doen en vervolgens zo hard als ik kon weer dicht te slaan.

Het was ineens stil en iedereen keek mijn kant op. Die stilte duurde niet lang want de leerlingen begonnen weer door elkaar te roepen:
‘Zo, ze is zeker met haar verkeerde been uit bed gestapt’ en ‘zij is echt chagrijnig, wat is haar probleem?’
‘Bent u hier omdat onze docent dood is?
‘Bent u haar dochter?’

Een fractie van een seconde was het stil en ik greep direct mijn kans. Ik vertelde dat ik een proefles kwam geven, omdat ik misschien op hun school zou komen werken en dat ik niet wist waar hun docent was, maar dat die naar alle waarschijnlijkheid koffie zat te drinken.
‘U bent gek, waarom zou u hier willen werken? Wij zijn een echte kutklas.’
‘Koffie drinken? Dan willen wij ook een tussenuur!’

Even de les opstarten - de absentenlijst

In mijn lesplan rekende ik vijf minuten voor het introduceren van mezelf. Er waren nu inmiddels vijftien minuten verstreken en we waren nog geen stap verder. Ik had niet eens de absentenlijst doorgenomen. Dat maar doen dan. ‘Als ik je naam noem, zeg je ‘ja mevrouw’, en wanneer ik een naam van iemand anders noem, houd je je mond. Wanneer iemand er niet is, hoef ik van niemand te horen waar diegene wél is, want dat interesseert me niet’, zei ik streng.

Mijn foutieve uitspraak van zo ongeveer elke naam stuitte wederom op weerstand. ‘Mevrouw het is niet Stephanó maar Stepháno’. Er stonden blijkbaar ook namen van leerlingen op de lijst die niet meer in de klas zat en: ‘Ik zweer het u: hij zit niet meer in deze klas, hij moest naar basis omdat ie fucking dom is.’

Een klein mannetje dat bij de lessenaar zat, stak als één van de weinigen keurig zijn vinger op, dus ik besloot hem te vragen wat er was. ‘Mevrouw, ik sta op de lijst onder de naam Ayoub maar ik heet eigenlijk Herzistahla, dus ik zou willen dat u mij zo aanspreekt’. Ik keek hem aan en zei: ‘Nou dat vind ik veel te veel gedoe, ik noem je vanaf nu gewoon lieve schat’; mijn opmerking resulteerde in gejuich. Ayoub of Herzi-nogwat keek me met een vernietigende blik aan en het was 1-0 voor de juf. De absentenlijst was een martelgang.

Crisismanagement

De les dan maar, 'iets met neologisme' wist ik me nog maar vaag te herinneren. Ik begon te dreigen: ‘Diegene die nu nog praat, mag zich gaan melden’, zei ik met verheven stem. Iedereen praatte. Ik kon moeilijk de hele klas zich laten melden al zou het dan wel aanzienlijk rustiger worden...

Mijn handelen leek verdacht veel op wat ze in het bedrijfsleven crisismanagement noemen. Ik besloot de uitleg overboord te gooien, en instrueerde de leerlingen in stilte en zelfstandig te gaan werken aan de oefeningen op het werkblad. Het werd inderdaad even stil. Maar wederom niet voor lang, want omdat ik niets had uitgelegd begrepen ze de vragen niet. Kregen we dat weer. Ik probeerde op hun geweten in te spelen: ‘Als jullie mij de kans niet geven om…’ .

Er werd weer geschreeuwd. Leerlingen pakten hun oordopjes erbij en gingen muziek zitten luisteren. Een leerling stond op en gooide het werkblad naar mij toe. Hij was nog steeds boos dat ik zijn juf niet was. Ik besloot hem er uit te sturen. ‘Ga je maar melden.’ Hij stampte het lokaal uit en sloeg de deur met een ferme klap achter zich dicht. Had ik hem daartoe geïnspireerd…?

Geen pen te bekennen

Ik probeerde me te herpakken en zei dat de volgende leerling die het in zijn hoofd haalde om nu niet serieus met de opdrachten bezig te gaan er ook zonder pardon uit gezet zou worden.
Niemand ging serieus aan het werk.
‘Mevrouw ik kan de opdracht niet maken want ik heb geen pen’,
‘Ik heb ook geen pen’, ‘Mevrouw ik zweer het u mijn pen is gejat door een andere jongen’.

Bijna geen enkele leerling bleek een pen te hebben. Wat nu? Ik waarschuwde:‘Diegene die nu nog iets over een pen zegt, kan direct vertrekken, als je geen pen hebt, ga je de tekst maar lezen en als je dat al gedaan hebt, dan lees je hem nog een keer’.

Ik voelde me als een gladiator in een arena, die met duizenden joelende toeschouwers moest zien te voorkomen aan flarden gescheurd te worden. Waarom hadden ze hier op de hogeschool nooit iets over gezegd? Waarom stond dit niet in het curriculum van de kopopleiding? Ik ging midden in de klas op een lege tafel zitten zodat ik iedereen goed in de gaten kon houden.

Waar ben ik beland?

Dan hoor ik die opmerking over mijn kont en doe alsof ik niets hoor.

Ik heb het bloedheet. Het is even stil.. Leerlingen lijken aan de opdrachten te werken maar zitten eigenlijk gewoon op hun werkblad te tekenen. Wel een beetje rust in de tent gelukkig.

U bent echt streng zeg

Dan waag ik een gok en verzoek de grootste raddraaier het verhaaltje op het werkblad hardop voor te lezen. ‘Ik waarschuw je voor je begint met lezen: als je anderen aan het lachen probeert te maken, zet ik je er onmiddellijk uit’ en terwijl ik dat zeg, kijk ik hem zo verwoestend mogelijk aan. Reacties uit de klas: ‘Oh mevrouw moeten we hier dan gaan zitten huilen als we niet mogen lachen? ‘U bent echt streng zeg’ en ‘hoe heet u ook al weer?’

De jongen begint met lezen en vervalt direct in een slappe lach ‘Sorry, maar het is gewoon kankergrappig.’ Ik stuur hem eruit. Hij wil niet. Ik beveel hem, dan gaat hij.

Ik vraag iemand anders om te lezen. De jongen begint na de eerste zin te stotteren. ‘Mevrouw ik ben autistisch en ik kan niet lezen’. De anderen leerlingen beginnen verwijtend te roepen: ‘Oh, mevrouw u bent echt gemeen hij is autistisch en u lacht hem uit’. Ik reageer koelbloedig: ‘Ik krijg bijna medelijden, maar als je nu niet verder leest, mag ook jij je gaan melden.’

Hij leest verder en zegt: ‘Grapje ik ben niet autistisch, sorry meneer uh mevrouw.’ Wederom een lachsalvo. Ik kijk naar de klok en zie tot mijn grote verbazing dat ik nog maar vijf minuten over heb.

Neger-logisme, houdoe en bedankt

Niemand weet wat een neologisme is. Ik probeer dat nog snel uit te leggen, dan hebben ze tenminste iets geleerd.

De klas reageert ontzet:
‘Wat een neger-logisme?’
‘Huh een ne-mongolisme?’

‘Nee het is een n-e-o-l-o-g-i-s-m-e, een heel moeilijk woord voor 'nieuw woord'. Als je vanmiddag thuis komt, kun je aan je ouders vertellen dat je nu weet wat een neologisme is en dan zijn ze vast trots’, zeg ik hoopvol.

‘Mevrouw ik ben Turks en mijn ouders spreken geen Nederlands dus ik denk niet dat het hun wat boeit’. Daar heeft hij misschien wel gelijk in, denk ik schamper.

De les is bijna afgelopen wanneer een leerling vraagt: ‘U praat raar, waar komt u vandaan, uit Limburg of zo?’. Ik besluit de lesdoelen te laten voor wat ze zijn en zeg: ‘Ik woon wel in Amsterdam, maar ben opgegroeid in Den Bosch dus vandaar die zachte G’.

De bel gaat. De leerlingen zingen: ‘Houdoe en bedankt,’ en lopen triomfantelijk het lokaal uit. Ik sta bij de deur en geef iedereen een hand. Ze bedanken me voor de les want het was ‘echt leuk’.

Ben ik competent? Ja/Nee (deel 2)

Als de laatste leerling het lokaal heeft verlaten, kijk ik de mevrouw van de school aan en vraag haar zuchtend: ‘Vindt u mij competent?’

Ze lacht en zegt: ‘Ik vind dat je het supergoed hebt gedaan, maar wil je hier nog wel les geven?’

‘JA!’

Tips van Veerle

  • Blijf dicht bij jezelf
    Leerlingen hebben snel door hoe je bent. Hoe benard de situatie ook is, het is een zeer krachtig wapen om dicht bij jezelf blijven.
  • Ga op zoek naar de talenten van je leerlingen
    Blijf bedenken dat elke leerling talenten heeft. Aan jou de taak om dat talent te ontdekken en te stimuleren. Bij de ene leerling duurt het langer dan bij de andere leerling om er achter te komen hoe je dat het beste aan kan pakken. Bovendien is de weg ernaartoe bij de ene leerling moeizamer dan bij de andere.
  • Durf om advies te vragen
    Probeer zo veel mogelijk advies te vragen aan collega's. Schaam je niet wanneer iets niet lukt. Als een les niet optimaal is verlopen, kan het erg opluchten om er daarna over te praten (en om eventueel van een doorgewinterde collega te horen dat hij/zij óók nog steeds 'fouten' maakt).
  • Tip voor lerarenopleiders: leer ons beter orde houden
    Ik ben van mening dat je als student op de lerarenopleiding een geromantiseerde versie van de dagelijkse realiteit op het VMBO te zien krijgt. Het curriculum van mijn lerarenopleiding spitste voornamelijk toe op het hanteren van variërende werkvormen, differentiatie en vakdidactiek.
    Eenmaal voor de klas kom je er vervolgens achter, dat, wanneer je klassenmanagement niet op orde is, je met al deze kennis weinig kan. Lerarenopleiders zouden wat mij betreft meer aandacht moeten schenken aan de basis: hoe je als startende docent een ordelijke werkomgeving kan creëren in moeilijke groepen.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.