Veerle's verhalen: een juf met plankenkoorts

Net begonnen na een welverdiende zomervakantie, kreeg vmbo-lerares Veerle van der Loo een artikel toegestuurd waar ze rode vlekken van kreeg. Redacteur Nynke de Jong schetst een negatief beeld van leraren: lange dagen, lastige ouders, slecht betaald. Er zijn dan ook maar weinig leraren die enthousiast over hun vak kunnen vertellen, aldus De Jong. En het betaalt niks. In deze column legt Veerle uit waarom De Jong er volledig naast zit. En wat plankenkoorts voor de eerste dag na de zomervakantie daarmee te maken heeft.

Veerle van der Loo

Het leek nog maar zo kort geleden. De laatste dag voor het begin van de zomervakantie. Ik weet nog hoe ik uitzinnig opstond, een iets  te frivole zomerjurk aantrok en vol goede moed naar school snelde. Ik had zo veel zin in de vakantie. De dag ervoor had ik mijn lokaal opgeruimd, de laatste cijfers ingevoerd en de rapportvergadering bijgewoond.

Deze laatste ochtend van het schooljaar zouden de leerlingen van mijn mentorklas hun rapport op komen halen. De eerste kinderen druppelden binnen. Ik had die avond ervoor bij Lidl voor een heel weeshuis aan koeken en chocomelk gekocht. Toen de klas compleet was deelde ik het lekkers uit en daarna namen we afscheid van elkaar… 

Zes weken vrijheid

Tot mijn grote verbazing werd ik overstelpt met cadeautjes: bloemen, chocolade, parfum. Een tafel vol cadeaus van alle leerlingen die wilden laten merken dat ze het leuk hadden gehad en me dankbaar waren. Een fijn gevoel. Ik knuffelde de kinderen en luisterde naar de afscheidsspeech van de directeur.  
 
Vervolgens kuste ik mijn collega’s vaarwel en gooide de klapdeuren jolig achter me dicht. Zes lange weken van vrijheid. Geen toetsen, geen nablijvers, geen zoekgeraakte pennen, geen kapotte printers, geen vergaderingen, geen surveillance, geen geneuzel. Heerlijk. 

De eerste vijf weken waren geweldig. Ik sliep elke dag uit, had geen enkel idee welke dag het was en lag uren te lezen. Ik speelde scrabble en had eindelijk tijd om mijn huis eens goed op te ruimen. Ik zat op doordeweekse dagen in cafés met Andre Hazes mee te blèren en ging koprollend naar huis. Ik sprak met vrienden af die ik gedurende het schooljaar te weinig zie. Mijn schooltas lag uit het zicht. Ik ging hele dagen fietsen en dronk soms ’s middags al een zoete witte wijn.  
 
Hoewel het aanvankelijk een eeuwigheid leek, ging de tijd toch wel snel voorbij. Opeens besefte ik dat ik nog maar een week over had. 

Het einde van de zomervakantie

Ik sliep slecht. Ik droomde dat alle kinderen friet aten in de klas en dat niemand naar me luisterde. Ik droomde dat ik alle namen vergeten was. Ik droomde dat ik het niet meer kon: lesgeven. Angstig begon ik collega’s te bellen: hadden zij dit ook?  
 
Het is blijkbaar een gemeengoed onder leraren: plankenkoorts aan het einde van de zomervakantie. Ervaren collega’s, die ’s nachts badend in het zweet wakker worden omdat ze denken dit jaar dan toch echt door de mand te vallen. Een vreemd principe. Maar ik leed er ook onder.  

Huiverig zocht ik naar mijn schooltas. Die moest uitgemest worden. Een keiharde confrontatie. Ik dacht aan vluchten. Misschien een heel ander soort bestaan opbouwen, ergens op een verlaten plek aan de andere kant van de wereld? Ik belde een collega en opperde mijn plan. Zij wilde wel mee. De eerste mailtjes van ouders kwamen al binnen. ‘Ja, hoe zit het met de boeken? Want we hebben ze nog steeds niet gehad!’ ‘Mag mijn zoon dit jaar met een laptop werken?’ ‘Denkt u niet dat de mavo te moeilijk is voor mijn dochter?’  

Paniekerig las ik de mails. Ik was ineens heel moe. Ik dacht dat ik deze zomer helemaal niet had uitgerust. Wat had ik nu eigenlijk de afgelopen zes weken gedaan om echt tot rust te komen? Niets. De tijd was voorbij gevlogen en nu moest ik weer aan de slag.  Ik klaagde tegenover vrienden. Ze wilden nog leuke dingen doen, maar ik scheepte ze af. ‘Ik moet uitrusten, ik moet straks weer werken. Jullie hebben geen idee hoe zwaar dit is!’  Mijn vrienden vonden het belachelijk. ‘Jij hebt zes weken vakantie gehad en wij hoogstens twee, dus stel je niet aan!’ 

Ik zocht mijn heil bij gelijkgestemden. Andere leraren dus. Alleen zij leken me te begrijpen.  De zondagnacht voordat ik weer moest beginnen werd ik elk uur wakker. Ik was bang dat ik me zou verslapen. Uiteindelijk stond ik om vijf uur naast mijn bed.  

De eerste dag

Eenmaal op school opende ik mijn kast. Daar staarde een stapel papieren mij aan die ik er voor de vakantie in had gesmeten. ‘Dat komt later wel’, dacht ik toen vrolijk. Ik sorteerde het papierwerk en ging daarna naar het welkomstpraatje van de directeur en kuste mijn collega’s gedag. We waren weer begonnen.  

‘Mevroutjuuuhhh, heeft u mij gemist?’, joelde een van de eerste leerlingen die binnen kwam. Een paar anderen vlogen me om de nek. ‘Juffiejuffiejuffie! Dat heb ik de hele vakantie niet kunnen zeggen en dat vind ik zo leuk om te zeggen’, schreeuwde een meisje iets te gewillig in mijn oor. ‘Mevrouw, bent u op vakantie geweest?’, vroeg een ander weer geïnteresseerd. ‘Kijk eens hoe erg ik gegroeid ben in de vakantie’, zei Quinten trots.  

Hij kwam naast me staan en stak inderdaad ineens een kop boven me uit.  
‘Waarom bent u niet bruin geworden, mevrouw?’, vroeg Yasmina verontwaardigd. ‘Juf, ik heb schildpadden gezien op het strand!’, riep weer een ander. Een meisje, dat altijd erg onzeker is, gaf me een hand en zei: ‘Kijk juf, ik ben op vakantie geweest naar Waalwijk. Sommige kinderen zeggen dat Waalwijk niet echt vakantie is, maar dat is het toch wel gewoon?’ 

Toen ik dacht dat iedereen binnen was, liep ik naar de deur. Er liepen nog wat kinderen uit andere klassen zwaaiend voorbij. Terwijl ik de deur dicht wilde doen kwam Khadija, mijn mentorleerling van vorig jaar, aangehold: ‘Kijk, juf, dit heb ik voor u laten maken in Marokko.’ In haar hand hield ze een hartvormige sleutelhanger. Op het hout van de hanger stond mijn naam in sierlijke letters gegraveerd. ‘Omdat u zoveel voor mij gedaan heeft. Ik moest in Marokko nog zo veel aan u denken.’ Verstijfd nam ik het aan. ‘Wat lief van je’, antwoordde ik.  

Ik draaide me om en zag hoe de leerlingen al hun boeken op tafel hadden gelegd en vrolijk hun nieuwe schriften en stralende etuis uit hun tassen haalden.  Waarom had ik eigenlijk geen zin gehad om naar school te gaan?  

Het artikel

De dag erop zat ik er weer helemaal in. Toen kreeg ik een artikel doorgestuurd. Een stuk in het Brabants Dagblad, geschreven door Nynke de Jong, waarin ze Sander Dekker aanvalt. Het beleid van meneer Dekker zorgde voor lerarentekorten en onaantrekkelijke lerarenopleidingen. De reden dat docenten schaars zijn en dat niemand leraar wil worden is volgens haar omdat het docentschap weinig betaalt, leraren te lange dagen maken en dagelijks met ouders moeten omgaan die te hoge verwachtingen hebben van hun kinderen. En volgens mevrouw De Jong zijn er maar weinig leraren die echt enthousiast over hun vak kunnen vertellen.  

Toen ik het las moest ik even slikken. Ik had zelf ook geen zin gehad om weer te beginnen. Had ik dan geen passie voor mijn vak? Ik merkte dat ik me nogal aangevallen voelde. Zoals ik dat wel vaker voel wanneer anderen afgeven op het beroep leraar.  

Nynke de Jong - én alle andere mensen die kritiek hebben op leraren - hebben simpelweg ongelijk. Leraren zijn bij uitstek mensen die onmetelijk veel passie hebben voor het werk dat ze uitoefenen. Het verklaart ook die plankenkoorts. Zonder passie zouden ze het trouwens niet volhouden.  Onzin dus, en bovendien verbiedt niemand het mij om, met mijn universitaire achtergrond, een andere, beter betaalde baan te gaan zoeken.  

Het is inderdaad zo dat leraren lange dagen maken en relatief weinig betaald krijgen. Wat Nynke de Jong vergeet is dat wij dit desondanks met alle liefde doen. Dat wij in tegenstelling tot anderen dan ook optimaal kunnen genieten van een heel lange, welverdiende vakantie. En daarna ons, na even aarzelen, weer met alle toewijding gewillig onderdompelen in de dynamiek van werken op een school. Een plek waar kinderen en werknemers er elke dag samen het beste van proberen te maken. Mevrouw de Jong gaat voorbij aan het idee dat je geen leraar bent om rijk te worden met geld. Als leraar word je een rijker mens door ervaringen. Door alles wat je hoort en ziet. Door hoe je kunt lachen en hoe je elke dag een bijdrage mag leveren aan iets wezenlijks: de groei van kinderen. 

En dat mensen zoals mevrouw de Jong, die een hoog salaris (en daardoor aanzien) echt belangrijk vinden, ook inderdaad nooit leraar kunnen zijn. Leraar zijn betekent namelijk dat je niet jezelf, maar de kinderen op de eerste plaats zet. Dat je niet gelukkig wordt van een vet salaris, maar van een houten sleutelhanger uit Marokko.  

En dat je dan, ondanks alle bezwaren die mevrouw De Jong schetst, blij bent dat je voor de klas staat.  

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.